Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5866

Datum uitspraak2007-10-12
Datum gepubliceerd2007-10-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-004114-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling ter zake van afleveren, verstrekken en aanwezig hebben van hennepstekjes, in het kader van uitoefening van beroep of bedrijf. Bewijsoverweging ten aanzien van versluierd taalgebruik en telefoontaps.


Uitspraak

Parketnummer: 20-004114-06 Uitspraak : 12 oktober 2007 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 november 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-820995-06 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [1966], wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis, waarvan beroep, zal bevestigen, behoudens de op te leggen straf, en verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 7 maart 2006 te Helmond, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid of hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) voormeld opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken heeft/hebben gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op tijdstippen in de periode van 5 september 2005 tot en met 4 november 2005 in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, zulks terwijl hij, verdachte, voormeld vervoeren en/of afleveren en/of verstrekken heeft gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken. Door het hof gebruikte bewijsmiddelen Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht. Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Het hof overweegt het volgende. i) Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt het volgende naar voren. - In de ten laste gelegde periode was verdachte werkzaam bij growshop "[growshop 1]" gelegen in de buurt van het [locatie] te [plaats]. De eigenaar van die growshop is genaamd [eigenaar]. Zijn bijnaam blijkt "[eigenaar growshop 1]" te zijn. [betrokkene 1] ([betrokkene 1]) is mede eigenaar vangrowshop "[growshop 2]" te [plaats]. (Dossier paragraaf 0.0.4.B, pagina 3 en 25 en paragraaf 2.3.B). - Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode op meerdere momenten telefonisch contact gehad met [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. (paragraaf 2.11). Verdachte maakte in die periode gebruik van de telefoonaansluiting met het nummer [telefoonnnummer 1]. (paragraaf 4.5, pagina 1-3). - [getuige 1] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij in augustus 2005 in growshop [growshop 3] in [plaats] zat en hoorde dat een groepje mannen aldaar aan de eigenaar vroeg of hij nog stekjes had. Daarop is [getuige 1] op dat groepje afgelopen en heeft hen verteld dat hij wel aan stekken kon komen. Een man die hij kent als [betrokkene 1] vertelde hem dat hij "kleintjes" nodig had, zo'n 5.000 tot 10.000 per week. Met "kleintjes" bedoelde [betrokkene 1], hennepstekjes. De persoon op foto 6 is door [getuige 1] herkend als [betrokkene 1]. - Op 3 september 2005 om 10.47 uur, vindt tussen [betrokkene 1] en NN man (tenaamstelling [getuige 1]) een telefoongesprek plaats, waarbij NN man zegt: "Ja, maar ik kom toch die kant op. Want ik zeg....normaal zet ik alles tegenwoordig neer bij die vent in [plaats], [naam], ken je die?" NN man geeft daarbij het telefoonnummer [telefoonnnummer 1] aan [betrokkene 1] en zegt dat hij daar alles neerzet. - Op 5 september 2005 om 17.17 uur belt [verdachte] met nummer [telefoonnnummer 1] in bij [betrokkene 1]. [verdachte] noemt zich [verdachte] uit [plaats]. [verdachte] zegt: " Een vraagje hadden jullie nog wat nodig? [betrokkene 1] zegt: "uhhh". [verdachte] zegt: "Aan kleintjes." [betrokkene 1] zegt: Ik laat jou morgenvroeg wel terug bellen." [verdachte] zegt: "Ja moet je even laten weten die moet ik bestellen ja." - Op 5 september 2005 om 17.37 uur belt [verdachte] in bij [betrokkene 1] en vraagt [betrokkene 1] of hij alvast de aantallen weet. [betrokkene 1] zegt dat morgenvroeg pas te weten omdat die jongen er nog niet is. - Op 6 september 2005 om 13.17 uur belt [verdachte] naar [betrokkene 1] en vraagt naar de bestelling. Hij krijgt te horen dat [verdachte] er niet is. - Op 7 september 2005 om 13.31 uur belt [betrokkene 1][verdachte] en zegt: "Je hebt me deze week gebeld en gevraagd of ik nog iets nodig had?" [verdachte] bevestigt dit en [betrokkene 1] vraagt vervolgens: "Vrijdag 4, kan dat?" [verdachte] zegt dat dit geen probleem is en zal bellen als ze er zijn en dat dit meestal rond een uur of 2, 3 is. - Op 8 september 2005 om 11.07 uur belt [betrokkene 1] met [verdachte] en zegt dat het er twee meer mogen zijn als dat kan. [verdachte] zegt dat hij dat doet. (paragraaf 2.3.B en 2.11). - Op 27 september 2005 om 12.52 uur belt [verdachte] in bij [betrokkene 1]. [verdachte] zegt: "Kan (onverstaanbaar) een keer langskomen?" [betrokkene 1] bevestigt dit en vraagt: "Hoeveel?" [verdachte] zegt: "Vijfduizend." - Op 27 september 2005 om 12.56 uur belt [betrokkene 1] uit naar [betrokkene 3]. [betrokkene 1] vraagt aan [betrokkene 3] of hij zodadelijk even kan komen. [betrokkene 3] zegt dat hij komt. - Op 27 september 2005 om 14.22 uur belt [betrokkene 3] in bij [betrokkene 1]. [betrokkene 3] zegt: "Waar heb je mij heen gestuurd. Toch niet in [plaats]?" [betrokkene 1] zegt hierop: "Waar dan?" [betrokkene 3] zegt dat daar niks is. [betrokkene 1] zegt even te gaan bellen en daarna [betrokkene 3] terug zal bellen. - Op 27 september 2005 om 14.25 uur belt [betrokkene 1] met [verdachte]. [verdachte] zegt: "Ik ben net bij jou geweest. Ik heb net die dinge opgehaald die tweeëntwintig of zesentwintig nog wat. Met [eigenaar growshop 1]." [betrokkene 1] zegt dat het oké is. - Op 27 september 2005 om 14.28 uur belt [betrokkene 1] met [betrokkene 3] en zegt dat hij terug kan komen. (paragraaf 2.3.B en 2.11). - Op 17 oktober 2005 om 15.35 uur belt [verdachte] met [betrokkene 1]. [verdachte] zegt: "[verdachte], met mij, uit [plaats]. Heb je nog iets nodig, toevallig." [betrokkene 1] beantwoord bevestigend, waarop [verdachte] zegt dat hij er nog 1300 over heeft. [betrokkene 1] zegt dat hij die op komt halen. [betrokkene 1] zegt dat hij [verdachte] niet weet te zitten. [verdachte] zegt: "Jawel, aan het kanaal toch, bij [eigenaar growshop 1]." [betrokkene 1] zegt daarop: "Oh, daar ja. Ok." - Op 18 oktober 2005 om 16.57 uur belt [verdachte] naar [betrokkene 1]. [verdachte] zegt: "Ik heb er nog 4 en een half over. [betrokkene 1] vraagt: "Wanneer." [verdachte] zegt: "Nou." [betrokkene 1] zegt: "Dat haal ik niet. Hoe laat ben je morgenvroeg open." [verdachte] zegt: "Tien uur." [betrokkene 1] zegt: "Tien uur oké ben ik bij jou." (paragraaf 2.3.B en 2.11). - Op 19 oktober 2005 wordt door leden van het observatieteam waargenomen dat omstreeks 10.09 uur een bestelauto met kenteken [kenteken] bij growshop "[growshop 1]" te [plaats] verschijnt, daar parkeert en om 10.18 uur weer vertrekt. Na achtervolging van dit voertuig door het observatieteam is een stopteken gegeven. Als bestuurder is aangehouden [betrokkene 1]. In de bestelauto waren vier dozen aanwezig, met daarin, voor de verbalisanten ambtshalve bekende hennepstekjes, na telling 420 stuks. (paragraaf 4.7 en 4.8, pagina 1-3). - De narcoticatest wijst uit dat de monsters van de aangetroffen stekjes hennep bevatten. (paragraaf 4.9, pagina 1). - Op 28 oktober 2005 om 17.01 uur belt [verdachte] in naar [betrokkene 1]. Een NN man neemt echter op. [verdachte] zegt dat hij er 500 over heeft. De NN man zegt dan dat hij morgen iemand zal langsturen. [verdachte] vraagt hoe laat hij ze ophaalt. NN man vraagt hoe laat. [verdachte] zegt 10 uur. - Op 1 november 2005 om 16.33 belt [verdachte] in op het toestel van [betrokkene 1]. Er wordt opgenomen door [betrokkene 2]. [verdachte] zegt "[verdachte]. Had jij nog iets nodig?" [verdachte] zegt: "Laat het maar weten als je iets moet hebben." [betrokkene 2] zegt dat dat goed is. - Op 4 november 2005 om 15.41 uur belt [verdachte] in op het toestel van [betrokkene 1]. [betrokkene 2] neemt op. [verdachte] vraagt of "ze morgenvroeg willen". [betrokkene 2] vraagt: "Hoe laat." [verdachte] zegt: "Waarschijnlijk kan ik er rond een uur of 11 terecht. Dan ben ik rond een uur of 12 kwart voor 12 .....ja. Probeer ik bij jou te zijn." [verdachte] vraagt hoe veel hij er wil hebben. [betrokkene 2] zegt: "Doe maar 1500. [verdachte] zegt: "Ja, 15 ... ik heb er uh ...als je wil, als je kunt doe ze maar alle twee want dat is eigenlijk een hele partij. Ja dat is eigenlijk wat ik mee zou nemen weet je wel dan kan ik dat meteen allemaal mee nemen." [betrokkene 2] zegt: "Doe maar." [verdachte] zegt: "Ja doe ik, ik zie je morgen." (paragraaf 2.3.B en 2.11). - Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de term "kleintjes" in "de branche" waarin hij toen werkzaam was, ook wordt gebruikt voor het aanduiden van hennepstekjes. Uit het hiervoor weergegeven bewijsmateriaal, bezien in onderlinge samenhang en (tijds)verband, ook met hetgeen overigens tot bewijs is gebezigd leidt het hof af - dat met de term "kleintjes" in het telefoongesprek tussen [betrokkene 1] en verdachte op 5 september 2005 wordt bedoeld "hennepstekjes", nu [betrokkene 1] zich bedient van die term om hennepstekken aan te duiden en ook verdachte heeft verklaard ter terechtzitting in hoger beroep dat hennepstekjes als zodanig kunnen worden geduid; - dat er in de telefoongesprekken gelet op de inhoud ervan kennelijk sprake is van versluierd taalgebruik, door te spreken in termen van aantallen, "dinge", en "kleintjes", bedoeld om te verhullen dat het in deze gesprekken gaat over hennepstekken; - dat de getallen die worden genoemd kennelijk gaan over honderdtallen of duizendtallen hennepstekjes en dus betrekking hebben op hoeveelheden van meer dan 30 gram, en er gelet op de schaalgrootte sprake is van handelen in het kader van uitoefening van beroep of bedrijf, en dat verdachte mitsdien heeft gehandeld als is bewezen verklaard. De verklaring van verdachte dat het in bedoelde telefoongesprekken zou gaan om startblokken of andere zaken acht het hof tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor is overwogen, ongeloofwaardig. Ook de zijdens de verdediging onder de aandacht gebrachte omstandigheid dat tijdens de observatie op 19 oktober 2005 niet daadwerkelijk is waargenomen dat de later bij [betrokkene 1] aangetroffen hennepstekjes door verdachte bij growshop "[growshop 1]" zijn geleverd - waarvoor overigens verklaring kan worden gevonden in het relaas van de verbalisanten dat zij niet steeds hebben geobserveerd om het risico te worden opgemerkt te beperken - doet aan het vorenstaande niet af. Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, onder B en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, juncto derde lid, van de Opiumwet en voorzien bij artikel 3, eerste lid, onder C, van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Strafbaarheid van de verdachte Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde. Op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de aanzienlijke hoeveelheden hennepstekken waarop het bewezen verklaarde betrekking heeft. Gelet op de relatief beperkte periode waarover het bewezen verklaarde zich heeft uitgestrekt en de omstandigheid dat verdachte ter zake Opiumwet delicten niet eerder is veroordeeld ziet het hof aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de advocaat-generaal gevorderd. Evenwel is het hof van oordeel dat de door de eerste rechter opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde en de aanzienlijke hoeveelheden hennepstekjes waarop het bewezen verklaarde betrekking heeft. Toepasselijke wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit wordt gepleegd in de uitoefening van een beroep of bedrijf, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Verklaart verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 45 (vijfenveertig) dagen hechtenis. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. H. Eijsenga, voorzitter, mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs en mr. F.J.M. Walstock, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tent, griffier, en op 12 oktober 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken. mr. F.J.M. Walstock is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen. - 7 - 20-004114-06